De werken van en over Erasmus zijn haast ontelbaar. Bibliotheken zijn over hem volgeschreven. Over zijn leven, zijn werken en zijn formidabele invloed op het maatschappelijk getij van zijn jaren. Waarom dan een nieuw verhaal? Er valt eigenlijk niets nieuws te releveren. Merkwaardig genoeg is er toch een blijvende belangstelling voor hem. Zijn jaren, de tijd rond 1500, hebben veel gemeen met onze dagen voor en na het jaar 2000.

Anthologie – Tolerantie – Lof der Zotheid – Inspiratiebron

Mijn belangstelling voor hem gaat terug tot mijn jonge jaren. En soms herinner ik me (als inwoner van het mooie Limburg) met een glimlach zijn verzuchting in zijn laatste uren: “Och, was Brabant maar niet zo ver!” Het geeft te denken dat hij in de Lof der Zotheid zegt: “Waar bij anderen met de leeftijd het verstand komt, worden de Brabanders naarmate ze ouder worden steeds zotter!” (pag.41 SUN 2000). En, zegt hij, de Hollanders botter!

Even dan nog de omvang van zijn werk. Wie alle edities van zijn brieven, vertalingen, boeken, gedichten en toespraken tot het jaar 1800 optelt, komt op het ongelooflijke aantal van 5000. Vijftig jaar lang schrijft hij gemiddeld ongeveer 2000 woorden per dag, 38 miljoen woorden in totaal. Het bezit van de bibliotheek Rotterdam omvat naast zo’n 5000 originelen, ook nog eens 15000 werken over hem. Toen ik dit wetende in 2010 het essay “Houdoe Erasmus!” schreef, was het verrassend (en wellicht slecht voor mijn ego!) dat een paar professoren en ook de conservatrice van het Erasmushuis in Anderlecht zo positief reageerden.



Kun je de omvang van zijn oeuvre relativeren? Een verkenning aan wat voorafging is op zich al interessant. Het formidabele boek “Wereld in Woorden” van Frits van Oostrum noemt en benoemt het schrijverstalent uit de 14e eeuw. Ene Jacob van Maerlant beschrijft zijn geschiedenis van de toenmalige wereld met 125.000 verzen in de Spiegel Historiael.

Pastoor Lodewijk van Velthem voegde daar nog eens 29.000 verzen aan toe. Hij beschreef o.a. de Guldensporenslag van 1302 waarin het roemruchte leger van de Franse koning teloor ging inclusief 60 hertogen, prinsen, graven en baanderheren. 500 paar vergulde riddersporen vormden de glanzende krijgsbuit.

De Antwerpse stadsbestuurder Jan van Boendale presteerde het om naast zijn belangrijke werkzaamheden ook nog in 54.000 verzen de geschiedenis van Brabant op te tekenen. Hij vormde ermee een leesencyclopedie voor leken. Inmiddels, zo tegen het jaar 1400, heeft zich een lezerspubliek gevormd, waardoor men afscheid is gaan nemen van de wat elitaire versvormen. Ook het fenomeen van rijmbijbels en mogelijk op de pestilentie en publieke predicaties van de bedelorden van volgelingen van Franciscus en Dominicus geschreven traktaten, heeft Erasmus uitgedaagd het Nieuwe Testament met annotaties te vertalen uit het oorspronkelijke Grieks.

Nog een woord ter relativering. Het betreft de dag van vandaag. Elke week worden er in Nederland, aldus CPNB, 800 boektitels in druk of herdruk gepubliceerd in fictie, non-fictie of wetenschappelijk. Voor de LIBRIS-prijs werden 170 genomineerden aangemeld. Er is, met andere woorden aan te nemen dat de arbeid van Erasmus te plaatsen is in de fenomenale schrijverstraditie van vroeger en nu.

Ter overweging

*Lezen, studeren en pelgrimeren naar Erasmus-oorden brengt wel zo af en toe een moment van twijfel mee.
Ik noem drie voorbeelden.
 In 1966 werd over de humanist en staatsman Thomas More een zeer fraaie film gemaakt: A man for all seasons. Naar ik me herinner bekroond met 6 Oscars. Ik was geïnteresseerd. Want in mijn studententijd bestudeerde ik reeds zijn boek “Utopia”. Ik herinner me nog een frase, uitgesproken door de voortreffelijke Hythlodaeus, die zei: “De weg naar de hemel is overal vandaan even ver”. Een waarheid die slechts weinigen zich realiseren. Ik was getroffen, bezocht zijn graf in een klein kerkje in Canterbury en las met grote instemming dat hij de hartsvriend was van Erasmus. Echter, nu 2 delen van de trilogie van Hilary Mantel in de boekhandel liggen, verneem ik dat Thomas als onbuigzame rechter rücksichtslos te werk ging als het erom ging bij gevangenen op de toen gebruikelijke wijze de waarheid boven tafel te krijgen. Wat jammer nou!
 Een tweede voorbeeld lezen we in de dagbladpers van 5 februari. In Leicester werd onder het asfalt van een parkeerplaats het graf gevonden van de in 1485 gesneuvelde koning Richard III. Een weinig empathieke vorst, die wij ons herinneren van zijn laatste woorden: “A horse! My kingdom for a horse!”. En ook dat hij 2 kleine neefjes, die wel eens kroonpretendent zouden kunnen worden, in de Tower liet verkommeren. Een slecht mens, zult u zeggen. Nu zijn graf echter is herontdekt, zetten gerenommeerde geleerden zich in voor zijn rehabilitatie. Het zou immers Thomas More zijn geweest die in zijn boek “The History of Richard III”, deze vorst zijn lugubere reputatie heeft bezorgd. William Shakespeare deed er nog een schepje bovenop in het gelijknamige toneelstuk. En de karaktermoord was compleet.
 Dan een derde voorbeeld. Vorig jaar schafte ik het boek aan van de illustere Barbara Tuchman “De waanzinnige 14e eeuw” genaamd. Aan de hand van de belevenissen van ridder De Gourcy toont de schrijfster ons de catastrofale 14e eeuw. Ik heb het boek halverwege weggelegd. Zijn vorsten dan zo slecht? Zijn mensen zo diep gezonken? En is er dan werkelijk geen hoop voor de wereld? Nu, enige weken geleden, kocht ik het boek van Frits van Oostrom. U hebt hem vast en zeker gezien in de praatprogramma’s die er toe doen. Aan de hand van de Europese literatuur tussen 1300 en 1400 toont hij ons hoe, ondanks watersnood, pestplagen en ontvolking, er in Europa een grote cultuur tot
stand kwam. Het is bij hem deze keer geen selectieve beschrijving vanuit de adel, maar heeft oog voor het opkomend stedelijke elan.
Mijn vraag is dan: moet je twijfelen aan de waarheid van geschiedschrijving. Ook daar is blijkbaar sprake van voortschrijdend inzicht. Met dat voorbehoud in gedachten, wil ik u bescheiden inleiden in de wereld van Erasmus.

*Nochtans is Erasmus een icoon geworden voor het Hollandse Rotterdam en voor het Europa van toen en nu. Een andere Europese schrijver, Stefan Zweig, zegt over hem het volgende. Een ogenblijk lang werd Europa verenigd door de droom van één gemeenschappelijke beschaving, die met één wereldtaal, één wereldgodsdienst en één wereldcultuur een einde zou maken aan de oeroude, rampzalige tweedracht. Deze poging blijft verbonden met de naam Erasmus. Hij schrijft zijn Adagia met ruim 4100 spreekwoorden en zijn educatieve aforismen in de Colloquia. U kent ze, die gewone spreekwoorden zoals: goede wijn behoeft geen krans, uit het oog uit het hart, etc. Ze zijn allen door hem opgetekend.
*De lijn van deze inleiding zal via mijn zoektocht naar de verblijfplaatsen van Erasmus en zijn betekenis voor een tolerante levenshouding, gaan naar de ontstaansgeschiedenis en de betekenis van de Lof der Zotheid. Bedoeld als een boek om mensen op te vrolijken. Niet de rede maakt de hartstochten van de mens zichtbaar, maar de dwaasheid.

Communicator
*Zo komen we dus te spreken over een geleerde, die reist langs universiteiten en vorstenhoven. Die optreedt als raadgever van koningen. Hij leeft, zoals nu, in een tijd vol verandering. Geloofszaken staan ter discussie in de vroege jaren van de reformatie. Hij schrijft en blijft schrijven. Ondanks zijn jicht. In het Erasmushuis in Anderlecht liet conservatrice Kathleen Leys me een grote bibliotheekzolder vol onbecommentarieerde Erasmiani zien. Zijn werken werden in 1559 door het Vaticaan op de kerkelijke index gezet, een besluit dat bevestigd is in de kerkvergadering van Trente. “Gevaarlijk spul voor gelovige mensen”, meenden de kerkvaders! De geschriften verblijven op die lijst tot aan het begin van de 20ste eeuw. Protestantse drukkers verzorgden tot die tijd de publicaties. In de 16e eeuw was een op elke drie boeken geschreven door Erasmus.
*Maar in de 21ste eeuw worden in de Nederlandse media verkiezingen gehouden van de bekendste Nederlander. In de eindstrijd moet Erasmus het opnemen tegen Pim Fortuyn en André Hazes, de zanger van het volkslied. Heel eervol dat hij een derde plaats verwierf, maar het toont het onzinnige van deze kijkcijferspelletjes op de TV. Ik weet het niet zeker, maar ik meen dat Pim met de eer ging strijken. Een troost dat ze beiden uit Rotterdam kwamen. Beiden kregen er een standbeeld. Dat van Erasmus was het eerste standbeeld in Nederland en werd reeds in 1549 geplaatst. Ondanks reformatorische protesten.

Op zoek
*Geboeid door dit alles ben ik op zoek gegaan naar de nalatenschap van deze man. Samen met Tilly bezocht ik Gouda, Haastrecht, Rotterdam, Deventer, Leuven, Canterbury, Anderlecht, Freiburg i.B. en Bazel – waar Erasmus in 1536 stierf. Terwijl zijn wordingsgeschiedenis als filosoof en polemicus door bekwame wetenschappers in zijn werken is na te wijzen, heb ik hem gevolgd langs deze steden en buitenplaatsen. Ik zag hem als kloosterling, als belijder en criticus van de Moderne Devotie, als secretaris van een kerkvorst, als Europeaan en als huisgenoot van Holbein in Bazel en van Thomas More in Londen.
*Hij werd leermeester en humanist. Schreef zijn Adagia en Bonae Litterae. We zien hem onafhankelijk worden als raadgever van regeringsleiders. Over de pauselijke banvloek voor Luther, zegt de geschokte Erasmus: “Als men Luthers boeken verbrandt, verbant men ze uit bibliotheken, maar niet uit de harten van mensen”. Dat werd niet gewaardeerd in Rome. Maar Erasmus zegt tegen de verblufte paus: “Ik hoef uw kardinaalshoed niet!” Allemaal heel boeiend, maar is de goede man in deze tijd nog de moeite waard. Is hij nog de inspiratiebron voor velen?

Inspiratiebron
*Gaande langs een beperkt aantal thema’s, zou je kunnen vaststellen dat de dilemma’s van ruim 500 jaar geleden, nog steeds de dilemma’s zijn van onze dagen. Het is goed dat te overwegen. Maar laten we ons niets wijs maken. De gemiddelde gewone man of vrouw, zoals die op straat wordt geïnterviewd door een commerciële omroep, kent hem niet. Oh ja, dat is toch de architect van die brug in Rotterdam. Of in Anderlecht zal de intelligentere allochtoon zeggen: dat is toch die man die in dat huis aan de Kapittelstraat woont. Maar voor wie schreef Erasmus dan die 2000 woorden per dag?

TOLERANTIE
Van alle Tijden
*Allereerst kom ik dan bij dat veel geprezen filosofische containerbegrip “tolerantie”. Herman van Rompuy, de preses van Europa, heeft bepleit dat de Europese Unie het vehikel moet zijn waardoor de rechten van de mens, het vrije woord in een vrije regio worden gewaarborgd. Een vehikel derhalve voor sublieme tolerantie en vrede. Recent, toen bekend werd dat de Nobelprijs voor de Vrede naar de Europese Unie ging, doen zich echter verschijnselen voor waarover we zorgen mogen hebben.

*Zoals eerder in 1848, toen opstanden in de hoofdsteden van Europa de moderne democratieën deden ontstaan, steken nu in Griekenland intolerante politieke partijen de kop op en rukken in Madrid tienduizenden demonstranten op naar het parlementsgebouw. Dagblad Trouw kopte op de voorpagina: “De Nobelprijs wijst Europeanen op hun vergeten paradijs van vrede”! Terwijl veel Europeanen diezelfde Europese Unie ervaren als een onpersoonlijke en té invloedrijke moloch. Spottend spreken sommigen van het Politbureau in Brussel! In de ogen van veel burgers lijdt de Europese Unie aan een gebrekkige politieke legitimiteit. De aanstaande mogelijke herverkiezing van Angela Merkel in de Bondsrepubliek, haar populariteit bij het volk en de weerstand tegen haar van vakeconomen, doet veronderstellen dat zij de lakmoestest zal zijn voor de toekomst van de Europese Unie. Er is bovendien sprake van een spagaat: Een grotere macht voor het verworven vrije woord, de absolute vrije meningsuiting enerzijds. En anderzijds de samenbindende noodzaak tot coherentie en tolerantie.
*De emeritus-socioloog Frank Furedi spreekt in zijn Hannah Arendtlezing enige maanden geleden uit dat echte tolerantie behoefte heeft aan mensen die durven te oordelen over andermans mening, mits dat een aanzet levert voor dialoog. Dat maakt mensen open voor de samenleving. De dialoog wordt intellectueel gezien evenwel aanzienlijk geblokkeerd door de mening dat tegenwoordig ieders opvatting respect verdient. Dit gerelativeerd accepteren leidt tot niets en geeft sterke standpunten daardoor soms een
fundamentalistische tint.
*De filosoof Paul Cliteur herkent het terug in de opkomende maatschappelijke diversiteit. Grote eenheden vervallen. Het Oostblok en bijvoorbeeld de formele Europese katholieke kerk. Daarnaast is er ook het opkomende Europa van de regio’s. Een autonoom Spaans Catalonië. De Lega Nord in het Noord Italiaanse Lombardije. Of de federale wensen van de Vlamingen in België. En er zijn meer voorbeelden te noemen. Bijvoorbeeld banken die gefuseerd, nu weer studeren op functionele kleinere eenheden. Of grote gefuseerde steden, die onregeerbaar zijn zonder stadsdeelraden. In deze werkwinkel van grote en kleine eenheden is tolerantie actueler dan ooit. Nog nooit was de politieke
samenleving zo divers.
*Bij een recente enquête maakten veel Nederlanders zich zorgen over de teloorgang van de tolerantie, terwijl tweederde van de respondenten die tolerantie tevens beschouwt als onze kernwaarde. Niet in de minste plaats wordt deze kernwaarde geaccentueerd, omdat wij leven in een multiculturele samenleving. De ruimdenkende open houding naar anderen, ruimdenkendheid te begrijpen als een soort verwondering voor elkaar, wordt in de recente SIREcampagne als essentieel beschouwd. Hoewel dit ook kan leiden tot schijntolerantie. Zoals lekker eten met allochtone buren.De vraag is dan of hetgeen een andere cultuur hard maakt, bij de toeschouwer nog gevoelens van aanvaarding en tolerantie teweeg kan brengen. Wat accepteren we wel uit een andere cultuur (ritueel slachten?) en wat niet (vrouwenbesnijdenis!). Ik hoef het woord Taliban maar te noemen en u weet wat ik bedoel. Anekdotisch wordt het standpunt van Voltaire nog eens gereleveerd. Hij schijnt tegen een opponent gezegd te hebben: “Ik verafschuw alles wat u schrijft, maar ik zou mijn leven er voor willen geven, dat u dat kunt blijven doen”.
*In biografieën lezen we ook de teleurstellende standpunten van Erasmus over joden. De lezer van na WO II kan zijn standpunten niet anders plaatsen dan in relatie tot jodenvervolgingen en de shoah. Ten tijde van Erasmus was er geen Zionisme. De Kruistochten waren voltooid verleden tijd (1270).

>In 1492 constateert hij dat in Italië vele joden wonen. Zij mogen niet het slachtoffer worden van vervolgingen die zij niet verdienen. Is het nodig de haat tegen joden aan te wakkeren? Worden ze niet al voldoende verafschuwd? (!). (Klinkt nogal gek in onze oren!) Erasmus zegt, ter vergelijking, echter de voorkeur aan een echte Turk te geven, boven een valse Christen.
> Merkwaardigerwijze is de schrijver en humanist Stefan Zweig een van zijn grote promotors. De jood Zweig beleefde de boekverbranding in Salzburg van o.a. zijn werk en vluchtte naar Zuid-Amerika, waar hij in 1942 de dood koos. Hij kon de ontering van Europa niet langer aanzien.
>Erasmus beperkte zijn oordeel tot het filosofisch terrein. Wel voelde hij enige jaloezie, omdat joden het Hebreeuws zo goed spreken! Maar zijn opvattingen waren niet anti-joodser dan bijvoorbeeld die van Goethe.
>Het Nieuwe Testament blijft evenwel de kern van zijn wetenschappelijke arbeid en de kern van zijn geloofsleven. Voor de joden bestaat dat boek niet. In een brief: Ik zou van een jood kunnen houden als hij de persoon van Christus zou erkennen. Overigens heeft Erasmus nooit een geschrift aan hen gewijd.
>Luther was in zijn tijd anti-joods, zelfs op veel grovere wijze. Zijn naam viel niet voor niets in Neurenberg, bij de processen tegen de nazi-leiders.

Vrede of oorlog
*Erasmus schrijft over het begrip tolerantie in dit licht vele brieven aan de groten der aarde. De humanist zegt de oorlog zeer te verfoeien, laakt de normvervaging alsook de verhuftering en prijst de vrede in de wereld onvoorwaardelijk aan. Oorlog kan alleen wanneer alle andere middelen uitgeput zijn. En zegt hij: “Begin in ieder geval geen oorlog die je niet kunt winnen”. Hij vraagt zich af, welke onvoorspelbare winst wordt bereikt wanneer men een gerechtvaardigde oorlog zou verwelkomen boven een onrechtvaardige vrede.
*Want ook in een gerechtvaardigde oorlog gaan boeren, werklieden en kunsten ten onder in ellende. Erasmus zegt: “Zoet is de oorlog voor wie hem niet kent”. Het is griezelig hoe actueel zijn oproep nog is. Wanhopig worden nog steeds legers uitgezonden om bijvoorbeeld in het nabije Oosten  economische strategische belangen veilig te stellen. Ook bij de aanvaarding van de Nobelprijs voor de Vrede die President Obama destijds werd verleend, zegt deze: “Is een rechtvaardige oorlog niet beter dan een onrechtvaardige vrede?” Hij heeft met die uitspraak Erasmus’ pijn niet verminderd. Bij het nadenken over een oplossing voor Syrië, is dit dilemma zelfs beklemmend. Zo maar aan de rand van het NAVO-gebied, aan de rand van het kandidaat-land voor de Europese Unie. Zomaar aan onze achterdeur gaat een volk ten onder.

Debat
*Over Erasmus raakt de mens niet uitgepraat en geschreven. Ik denk er wel eens over na, wie er in onze dagen de beheerders zijn van de nalatenschap van zijn gedachtegoed. Zeker, het is een andere tijd en Erasmus was een unieke persoonlijkheid. 2000 Woorden per dag halen we nog makkelijk, maar dan op de PC. Sommige mensen boeien desondanks. Uit de mond van cultuurdragers klinkt zo nu en dan de echo uit deze nalatenschap krachtiger dan uit het geruis van stapels scripties en werkstukken, geschreven door het legioen studenten in de filosofie en politicologie aan onze universiteiten.

***

LOF DER ZOTHEID
Op weg naar Thomas More

*Beziet men het tijdbeeld waarin de Lof der Zotheid (LdZ) is ontstaan, dan is er sprake van een wereld die ontwaakt. De economische en politieke macht der steden is onmiskenbaar. Columbus landt op de Amerikaanse kusten; Copernicus verkent het heelal. De boekdrukkunst wordt een fenomeen en Leuven opent de poorten van haar universiteit. We wachten tot 1517, dan plakkateert Luther zijn 95 stellingen in Wittenberg. Er lijkt enerzijds een nieuwe vrijheid aanwezig die veroorzaakt wordt door vermoedens over de wereld buiten Europa. Anderzijds worden opvattingen over hoger geplaatsten nog niet verscherpt door de naderende Reformatie.
*De ernst van dit betoog verdient derhalve relativering. Erasmus heeft zijn pleidooien niet alleen gehouden in vorstelijke briefwisselingen maar heeft, onbedoeld misschien, dit ook gedaan in de satire die de “Lof der Zotheid” heet. Het werd zijn meest bekende en gewaardeerde literaire ontboezeming. Hoewel gezegd moet worden dat deze waardering vooral ontstond bij lezers. Erasmus zelf stelde in zijn eigen waardering voor zijn werk een “ordo” op. De Adagia scoren daar hoger dan de LdZ. De LdZ komt ex equo op een vierde plaats.
*In bovengenoemde periode ontstond het verhaal tijdens zijn terugkeer van een reis naar Italië. Hij was daar aanvankelijk als begeleider en voogd van twee jonge zonen van Hendrik VII. In een periode van neerslachtigheid vertrekt hij met hen naar de universiteit van Bologna. Zij leren het leven kennen in Rome en Florence, waar toen Julius II en Lorenzo il Magnifico aan de macht waren. In 1509 nodigt de vroegere leerling uit zijn Parijse tijd en latere vriend Lord William Mountjoy hem uit terug naar Engeland te komen. Per koets reizend over de Alpen en overnachtend in herbergen en abdijen, beziet hij zijn medereizigers: pelgrims, avonturiers, de eenvoudigen en de machtigen der aarde. Hij denkt na over zijn uitvoerige bezoeken aan het Rome der pausen en het Florence der Medici. Hij verkneukelt zich over de dwaasheid der mensen en overpeinst dat er geen plaats ter wereld is, waar niet de dwaasheid regeert. Overal heerst de begeerte. Hij overweegt over dit onderwerp te publiceren en bedenkt het thema en de naam voor De Lof der Zotheid.
*Hoogleraar in de Oudere Nederlandse Letterkunde Frits van Oostrom deelt de literatuur van de 13e de 14e en 15e eeuw in met 3 R’en: de R van Ridderschap, Ruusbroec c.s. en Rederijkers. Erasmus bouwt hierop in de 16e eeuw voort met de beginselen van de Umanista, waaruit het Humanisme is ontstaan. De beroepsmatige studie van geschiedenis, ethiek, poëzie en retoriek. Het vormt het vermogen om te spreken over goed en kwaad. Hij bekritiseert het onbewogen stoïcisme, maar bedient zich liever van het scepticisme om de dogmatiek van die dagen te ondermijnen. En wie liever niet in de spiegel der zelfkennis kijkt, kan de LdZ beter niet lezen. Narren, dwazen en naïven blijken er de gelukkigste mensen te zijn.
*Inmiddels aangekomen in Londen (Greenwich), introduceert Lord Mountjoy hem bij vriend Thomas More. In diens huis “the Old Barge” in Bucklebury zit hij dagenlang in pijn op zijn kamer, hij leed aan jicht en had nierklachten. In stilte voltooit hij echter in 7 dagen het eerste deel van de LdZ.

Brief met Opdracht
*De LdZ kent ook een soort voorwoord. Het is de z.g. Brief met Opdracht, die de ontstaansgeschiedenis in 1511 afsluit. De Brief met Opdracht is gericht aan Thomas More. Hij prijst zijn vriend over zijn omgang met mensen, waarin zijn vriendelijk karakter leidend is. In de filologie rond dit werk ontstaat later de titel voor Thomas More: a man for all seasons. Erasmus zelf neemt daarin afstand van zijn werk. Hij zegt geen namen te willen noemen, slechts de ambtsdragers te hebben beoordeeld. Hij wil liever genoegen scheppen dan bijten. Niet hij, maar de godin Stultitia bepaalt immers de inhoud. Zij betoogt geboren te zijn ergens op de Eilanden der Gelukzaligen. Zij stelt haar staf voor met namen van maatschappelijke deugden en ondeugden. Met deze dienaars en dienaressen gaat ze de machtigen te lijf. Zij is niet geïnteresseerd in feiten, maar aan wat eraan vooraf ging. Vergelijk Victor Hugo’s Les Miserables. “Niet hij is slecht die onrecht doet, maar hij die onrecht veroorzaakt”.
*Afsluitend spoort Erasmus Thomas aan z’n Moria (Gr. voor zotheid) te blijven verdedigen. Nadat zijn vrienden buiten Erasmus om een voorlopige uitgave van de LdZ verzorgden, volgt in 1511 ook de eerste druk bij Gilles de Gourmont in Parijs. Volgende edities na 1513 worden gedrukt bij zijn vriend Johann Froben in Basel.

Helpers van Stultitia
*Het is niet mogelijk in dit kader alle deugden en ondeugden de revue te laten passeren. Ik beperk me tot een kleine selectie. Stultitia presenteert zich aan de lezer met mildheid. Haar toon is niet vinnig, maar ontspannen en speels. Zij spreekt onbevangen voor de vuist weg. Laat de lezer lachen. De belangrijkste zotheid is de eigenliefde. De anderen zijn: dronkenschap, onwetendheid, vleierij, vergeetachtigheid, werkschuwheid, genotzucht, onverstand en weelderigheid. Nu volgt de stelling: Met de getrouwe hulp van deze dienaars onderwerpt Stultitia de hele wereld aan haar macht en heerst zo over de machtigste heersers. De LdZ is ingedeeld in drie delen.

Italiaans Deel 1
*De godin der zotheid is vrouwe Stultitia, zij heeft de wereld in haar macht. Het wordt geen lofrede op sterke mannen. Degene die door niemand wordt geprezen, zingt zijn eigen lof maar. De satiricus Erasmus zegt de waarheid met een lach en lacht als hij de waarheid zegt. Het christelijk gedachtegoed verdwijnt bij de intelligentia naar de achtergrond. In 1492 werden Noord- en Zuid-Amerika op de kaart getekend. Er is een toenemende kennis van oude talen en de klassieke geschiedenis. Alles kon worden gezegd, gedacht en gedaan. De hervorming had nog niet plaats gevonden. Dat zou 1517 worden en de daarmee verband houdende Inquisitie evenmin. De LdZ uit bij haar ontstaan derhalve geen felle kritiek op Rome. Personages zijn te herkennen, maar worden niet met name genoemd. Veelal worden vergelijkingen met de Griekse goden en sagenwereld gemaakt. Het was zomer 1509, terug uit Italië, toen het z.g. Italiaans deel van de LdZ werd geschreven. Enige quoten.
*17. De zotheid der vrouwen. De man kreeg een beetje meer rede dan de vrouw omdat hij zaken moet regelen. Om zo goed mogelijk voor hem te zorgen pleit Stultitia ervoor hem een vrouw te geven. Een dwaas wezen, maar toch grappig en aantrekkelijk. Dan somt Stultitia een pagina lang alle positieve eigenschappen van de vrouw op. Deze eigenschappen zijn uiterlijkheden. De man is de zotheid en doet malle dingen om de vrouw te behagen.
*23-29. Niets is zotter dan oorlogen. Wat is zotter dan een strijd aan te gaan  die voor beide partijen meer kwaad dan goed oplevert? Want met slachtoffers wordt geen rekening gehouden. Het is het werk van dikke, vette mannen die veel lef en weinig verstand hebben. De huurlingen zijn klaplopers, rovers, sluipmoordenaars en ander uitschot. Hier spreekt Erasmus als pacifist. Hij citeert Homerus, die zegt: de dwaas wordt wijs als het kwaad is geschiedt.

Londens Deel 2
*Het tweede deel, het zogenaamde Londens deel, schrijft hij in het najaar van 1509. Het zijn de stoïcijnen en andere groepen die de maat wordt genomen. Op verzoek van zijn gastheer leest hij eruit voor. Hij doet dat in huiselijke kring. Er heerst daar pril geluk. Want zijn gastheer trouwt in 1511 voor de tweede keer. Erasmus herwint er zijn zelfvertrouwen en verwerkt op een aantal plaatsen opmerkingen en gedachten over kerk en theologie. We lezen:
*33. Hoe zotter de wetenschappen, hoe beter. Het meeste waard zijn die wetenschappen die het dichtst in de buurt van het gezond verstand komen, dus van de zotheid. Niet de theologen en astrologen staan hoog in aanzien, maar de beoefenaren van de artsenij. En van dat slag geleerden staan de brutaalsten het hoogst in aanzien. Het tweede hoog in aanzien staan de juristen. Tot in de kleinste zaken worden zij geraadpleegd en hun bezit groeit gestaag.
*36. Vorsten hebben liever narren dan wijzen in dienst. De wijzen vertrouwen op hun geleerdheid. Zij hebben een enerzijds en een anderzijds. De zotten zijn openhartiger en spreken de waarheid. De vraag is of de vorsten de waarheid willen horen of ernaar willen handelen.
*41. Eigenliefde laat zelfkennis verdwijnen. Eigenliefde en nietszeggende onderscheidingen maken sommige mensen gelukkig. Pseudo geleerdheid kan een andere vorm van eigenliefde zijn. Blijkbaar komt ze bij professoren een enkele maal voor. En hoe dwazer iets is, des te meer bewonderaars zijn er.
*43. Elk volk beroemt zich ergens op. De Schotten op hun blauwe bloed. De Fransen op hun beschaafde zeden. Italianen op schone letteren. Venetianen op hun nobiliteit. Grieken op de oorsprong van de wetenschap. De Turken op hun ware godsdienst. En de Joden op hun volhardend wachten op de Messias.
*47. De Zotheid wordt vereerd. Zo hekelt Stultitia het vereren van heiligen. Het is beter hun levenswandel na te volgen dan hun beelden te vereren met brandende kaarsen.

De dwaze Samenleving. Deel 3
*Tussen Londen herfst 1509 en Parijs april 1511 (18 maanden) heerst er radiostilte. Geen brieven of publicaties. Waarschijnlijk is in die periode het derde deel, de Dwaze Samenleving voltooid. Er wordt niet meer verwezen naar de assistentes van Stultitia Het lijkt of er een omslag voelbaar is. In dit hoofdstuk wordt de kritiek op geleerden en hoogwaardigheidsbekleders immers bijtender. De toon is vinniger. De eliten zijn onderwerp van zijn beschouwingen. Er is enige parallelliteit met het boek Utopia van Thomas More. Erasmus neemt het besluit ter publicatie. Ik noem.
*48. Kooplieden zijn het zotst. Oefenen het gemeenste beroep uit. Zij liegen, plegen meineed, stelen, frauderen en bedriegen. Maar vinden zichzelf boven allen verheven, vanwege hun bezit en gouden ringen aan hun vingers. Het ontbreekt hen ook niet aan religieuzen, die hen bewonderen en proberen iets van hen te bemachtigen.
*49. De schoolmeesters zijn zot. Stultitia hekelt de scholen van die dagen. De scholen zijn tredmolens waar kinderen wegkwijnen door stank en vuil. De schoolmeesters zijn met zichzelf ingenomen, terroriseren een angstige schare en slaan de kinderen soms tot bloedens toe. Hun bekwaamheid stelt niets voor, hoewel ze blijven studeren om te kunnen pralen met woorden. Wantoestanden die in scholen en weeshuizen zich overigens nog voordeden tot in de tijd van Charles Dickens; hij beschreef ze onder andere in het levensverhaal van David Copperfield.

Erasmus was hierover cynisch omdat hij deze praktijken toetst aan zijn roeping als leraar en emancipator, die voor jong en oud de Adagia schreef (1500) en het Nieuwe Testament met commentaar omzette in de volkstaal (1516).
*Het valt te begrijpen waarom Erasmus het Nieuwe Testament omzette in de volkstaal. Niet vanuit de uit het Latijn afkomstige Vulgaat, maar rechtstreeks uit het Grieks, Naast het Hebreeuws de oorspronkelijke bijbeltaal. Al voor Erasmus was grote vernieuwingsdrang ontstaan uit de volkstalige theologie, waardoor de verhouding tussen clerus en gelovigen op een ander spoor kwam. Zo ontstaat omstreeks 1360 de Vulgaat, een verzameling verhalende boeken van het Oude en Nieuwe Testament. Deze verhalen kenden hervertalingen en verfraaiingen. De vernederlandsing vond plaats door een kloosterling (prior?) in de Karthuizer abdij van Herne. Slechts 25 km gelegen van Ruusbroecs klooster Groenendaal. Deze karthuizer monnik werd de meest woordenrijke anonieme schrijver uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Toen dat werk van Erasmus was voltooid, vertaalde Luther deze authentieke versie vervolgens in het Duits. Het werd de Fundgrube voor zijn reformatorisch handelen.
*53. Dan de theologen. Misschien is het beter deze modderpoel niet om te roeren. Theologen zijn gelukkig in hun eigenliefde en beschouwen de mens uit de hoogte. Verborgen geheimen verklaren ze naar goeddunken. Hoe de wereld ontstond en hoe de erfzonde doorstroomde naar nakomelingen. Hoe de verschijningsvorm der eucharistie (Concilie van Lateranen 1215) kan blijven bestaan zonder woonplaats. Kan Christus op meerdere wijzen zoon zijn? Van de Vader en van Maria?
*Alle scholastieke wegen maken ingewikkelde kwesties nog subtieler. Er ontstaat een doolhof van thomisten en scotisten en anderen. Paulus zei het al: het geloof is de overtuiging over onzichtbare dingen. Johannes Duns Scotus, 1265-1308, geboren in Schotland, gestorven in Keulen, franciscaan. Theologiestudent in Parijs en Oxford. Doctor subtilis genoemd. Gericht op het voluntarisme van Augustinus. De wil heeft het primaat boven het verstand. Erasmus verwerpt dit idee in de Moderne Devotie. En wat is b.v. een onuitwisbaar merkteken? Beter is, het Evangelie te lezen en de brieven van Paulus. Blijkbaar kan noch de doop, noch het evangelie, noch Paulus ooit van iemand een christen maken als de geleerde clerus er niet hun goedkeuring aan gaf.
*55. Vorsten. Op hun schouders ligt een grote last. Behartiging van het algemeen belang. Staat garant voor de integriteit van de ambtenaren en magistraten. Misstappen van gewone mensen worden niet zo streng beoordeeld als die van de magistratuur. De jacht, geldelijke begeerte en gouden opschik verblinden hem voor de vorstelijke taak.
*57-58-59. Bisschoppen, kardinalen en de Paus. Proberen een vorstelijke leefwijze te evenaren. Hun witte opperkleed zou verwijzen naar een onberispelijk leven. De beide horens (punten) van de mijter betekenen de volmaakte kennis van het Oude en Nieuwe Testament. De gehele  uitmonstering verwijst naar hun taak. Tevergeefs blijkbaar. Dat de christelijke kerk oorlog voert voor het behoud van de kerkelijke staat is oorzaak van verpesting en algehele corruptie der zeden. Hij toont respect voor het ambt van de opvolger van Petrus, maar verafschuwt de op macht beluste Julius II.
*65. Zotheid in de bijbel. Paulus tot de Heer: U verdraagt graag de dwazen. Beschouw mij als een dwaas. De dwaasheid van God, is nog wijzer dan de wijsheid der mensen. God wil de wereld door dwaasheid redden, omdat hij ze door wijsheid niet kon herstellen. Wee u schriftgeleerden! Zie ook de dwaasheid van de kruisdood.

Epiloog
*De Lof de Zotheid veronderstelt een behoorlijke kennis van het Oude en Nieuwe Testament en de klassieke schrijvers. De rol van Stultitia keert in de lofrede van milde spot naar een bijtende beschouwing over het gedrag der hoger geplaatsten. Maar tenslotte blijkt toch alles dwaasheid te zijn. Stultitia zegt zich niet meer te herinneren wat ze allemaal heeft gezegd.
*Aan het slot is de Lof der Zotheid zelfs geen satire meer, maar een lofzang op de christelijke mysteriën. Er is weliswaar geen mededogen van Stultitia, maar ze is nooit boosaardig. Steeds klinkt weer door het humanisme, pacifisme en christelijk engagement. Geen aanval dus op de religie, maar een ontmaskering van huichelaars. Nochtans vond iemand als Ignatius van Loyola de vrijpostigheden van Erasmus onverdraaglijk. Het boek is geschreven voor lezers uit de 16e eeuw, maar tijdloos te interpreteren tot op de dag van vandaag.

INSPIRATIEBRON

Hans Holbein

*Recent werd terecht veel aandacht besteed aan de LdZ, Erasmus’ beroemdste boek. Begrijpelijk. Voor de bibliofiel een boek met een eigen schoonheid. Fraaie teksten. Fraaie uitdagende illustraties, 82 prenten in 10 dagen getekend, zoals in het Basels exemplaar uit 1515, gemaakt door een van Erasmus’ beste vrienden, Hans Holbein de jongere (1497-1543). In 1523 schildert hij Erasmus drie keer, waaronder het portret met het raadselachtige LdZ-glimlachje. In de jaren dat ik Erasmus een warm hart toedraag, nu al zo’n 50 jaar, stapelen de boeken zich op. Ook een tiental edities van de Lof der Zotheid. De oudste gedateerd in 1735. Heel serene exemplaren, met zorg vorm gegeven. En ook een scabreus exemplaar, natuurlijk een Franse editie uit 1957, waar de illustraties nogal voluptueus zijn. Er is nu een gestage reeks boeken die bij Atheneum van de persen rolt, met zijn brieven, gesprekken en Adagia. Ook voor de Lof der Zotheid bestaat deze jaren aandacht in de media. 2011 is immers 500 jaar na de publicatie van het eerste manuscript, waarvan overigens in 1560 de eerste Nederlandse vertaling het licht zag.

Jordi Savall
*Verheugend is het dat recent (2012/2013), bij Alia Vox een anthologie is uitgegeven met als centraal thema de Lof der Zotheid, veelzijdig geïllustreerd en bovendien voorzien van 6 CD’s met muziek uit Erasmus’ tijd. Waaronder die van Josquin des Prez, Hans Leo Hassler en Carlo Gesualdo. Het quattrocento herleeft! De uitgave is een grote verdienste van dirigent en gamba-speler Jordi Savall. Op de TV-zender Brava is hij vaak te zien en te beluisteren. Maar ook van nabij kan men in de kathedrale basiliek van Sint Jan de muziek van tijdgenoot en leermeester Jacob Obrecht beluisteren in uitvoeringen van de Cappella Pratensis uit Den Bosch.

Tijden veranderen
*Het Europa van Erasmus werd getekend door uitzichtloze oorlogen, pest en ontvolking. De kerkelijke leiding oefende sociale controle uit, maar had weinig moreel ontzag. Dan is daar opeens een brede stroming vanuit het humanisme. Filosofisch, kunstzinnig en melodieus. Grote vorsten treden aan. Er ontstaat bij ons een Gouden Eeuw en in andere landen kent men soortgelijke cultuurperioden. Is er een parallel zichtbaar met onze jaren? We restaureren onze musea, maar de kerken lopen leeg. Er is demografische krimp en er ontstaat in Europa een ongekende multicultuur. Maar allerwegen is er een roep om nieuwe soberheid. Barber van de Pol maakt ons in “Lieve Erasmus” opmerkzaam (p.104) op de essayist Barilier die zegt dat de Islam een Erasmus nodig heeft. Een enthousiasmerend ontsluiter van nieuwe denkwijzen. Deze en andere fraaie wensen blijven voorlopig in de ijle lucht van ons denken hangen.

Gedicht
*Tenslotte. In 1487 schreef Erasmus een gedicht over de vergankelijkheid der tijden. Bijna Gorteriaans klinkt het: ’t wisseling van zijn en niet-zijn. De vertaling is van Hans Trapman.
Niet altijd liggen vruchteloos de velden
ondergesneeuwd, of houdt de strenge koude
rivieren dichtgevroren, of staan de bomen
kaal en treurig zonder bladeren.
Want winterkou maakt plaats voor bloesemende
lente; de noordenwind vertrekt en bomen
worden weer jong. De wilde beken komen
terug in hun vertrouwde bedding.

***

NASCHRIFT
*Op Eerste Pinksterdag 19 mei 2013 werd in de dekenale Sint Lambertuskerk de hoogmis gevierd voor schutterij Sint Lucia van Horst. Pinksterzondag is traditiegetrouw de dag van het Koningsvogelschieten. In het priesterkoor staat dan het vendel van de schutterij, waarop de patroonheilige en het stichtingsjaar 1479 staan afgebeeld. Als beschermheer van de schutterij ben ik bij de viering aanwezig en ik realiseerde me even dat het jaartal past in de sequentie van de levensjaren van Erasmus (1469-1536).
*Het Sint-Luciagilde of Sint-Luciabroederschap wordt in de Horster annalen voor het eerst genoemd in 1479. In dat jaar stichten de gezusters Agnes en Geertruid van Crommentuyn ter voldoening aan het testament van hun heerbroer Gerit van Crommentuyn in de kerk van Horst een altaar, toegewijd aan de heilige Lucia, waaraan wekelijks een of meer missen gelezen worden. De daarmee belaste priester wordt “myt raede ende belyeven der schepen van Horst” (zie de tekst op mijn ambtsschild) benoemd of ontslagen door de meesters van het Sint-Luciagilde. Het altaar stond aan de epistelzijde. Het werd in de 17e eeuw afgebroken. Het beeld van Sint Lucia, in het laatste kwart van de 15e eeuw gesneden door de Bossche Meester van Koudewater, is nog aanwezig. In 2005 werd op initiatief van de beschermheren van schutterij en broederschap, een nieuw altaar vervaardigd door Lau Wijnhoven uit Meterik. Op altaarrand en sokkel staan de vijf mispelbloemen uit het gemeentewapen. De mispelbloem is al vanaf de 14e
eeuw verweven met de Gelderse voorgeschiedenis van de Horster kasteelheren. In de vitrine bij het Lucia-altaar staat daarom het zilveren familiewapen van het geslacht Van Wittenhorst, waaraan vijf eeuwen lang Horster schutterijen en broederschappen hun bestaan danken.
*Hoewel de heren Van Wittenhorst een aanzienlijk bezit hadden aan kunstvoorwerpen, schilderijen, boeken en bladmuziek, heb ik nimmer vernomen dat Erasmus het Huys ter Horst heeft bezocht. Ik ben er overigens van overtuigd dat hij de fraaie heerlijkheid in zijn Lof der Zotheid zou hebben gespaard!

***

Dit essay “Over Leven en Werk van Erasmus” werd in de lente van 2013 geschreven ter voorbereiding op inleidingen bij de Club van Oud-burgemeesters te ’s-Hertogenbosch, de Orde van den Prince afdeling Eindhoven en de Club van Past Rotarians in de Maasvallei.

Zie ook:
Houdoe Erasmus!
Een essay van Romé Fasol
Communicatiehuis Horst 2010

Ga naar: Houdoe Erasmus!

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je deze website in stand houden. Steun fasol.nl met een donatie op NL87ASNB8821079104 t.n.v. Antiquariaat Fasol, onder vermelding van ‘Donatie fasol.nl’.