Een tijdje geleden blogde ik over de Valkenswaardse valkeniers onder mijn voorouders. Mijn geboorteplaats Valkenswaard groeide vanaf de 16e eeuw uit tot het belangrijkste centrum van het trainen van en handel in valken.
Valkeniers uit Valkenswaard, die aan het Deense hof werkzaam waren, bewerkstelligen daar, dat talrijke Valkenswaardse valkeniers valken mogen vangen in IJsland. Daardoor krijgen de Valkenswaardse valkeniers een centrale rol in de levering van valken en kunnen Valkenswaardse valkeniers overal in Europa hun diensten gaan aanbieden.
In de 17e en 18e eeuw waren Valkenswaardse valkeniers werkzaam aan bijna alle Europese vorstenhoven, waar de valkenjacht een geliefd en prestigieus tijdverdrijf was. De armoede die in de Meierij in de 17e en 18e eeuw bestond, kon dank zij de valkerij goeddeels aan Valkenswaard voorbijgaan.
Verschillende van mijn voorvaders waren valkenier. Rijnier Fasol, geboren in het vlak over de grens gelegen Bree, trouwt in 1817 met de Valkenswaardse valkeniersdochter Elisabeth Bekkers. Daarmee ontstaat een verwantschap met in het bijzonder twee Valkenswaardse valkeniersfamilies, Bekkers en Daems. De vader van Elisabeth is de Valkenswaardse valkenier Bartholomeus Bekkers, op wie ik hieronder nader wil ingaan.
Bartholomeus Bekkers
De genealogie van Bartholomeus Beckers is gecompliceerd.
Wanneer zijn schoonzoon Rijnier Fasol op 14 augustus 1828 aangifte doet van zijn overlijden, laat hij optekenen dat de ouders van Bartholomeus zijn: Johannis Bekkers en Elizabeth Wijmans en dat de overledene 83 jaar oud is. Elizabet Henricus Wijmans vinden we de begraafregister terug op 9 februari 1780. Uit het patroniem leidt ik af dat haar vader Henricus moet hebben geheten, maar een doopakte is onvindbaar in het doopregister van Valkenswaard, hoewel de familie W(e)ijmans een bekend valkeniersgeslacht was.
De in de overlijdensakte van Bartholomeus genoemde leeftijd van 83 jaar komt overeen met een geboorte in 1745. Inderdaad vinden we een doopakte van Bartholomeus Bekkers, op 26 oktober 1745, als zoon van Johannes Bekkers. Zijn moeder staat hier echter vermeld met de naam Elisabeth Bekkers. Gaat het hier om dezelfde Bartholomeus? Uit alle bronnen blijkt dat er op dit moment maar één Bartholomeus Bekkers heeft geleefd: ‘Bartholomeus Johannisz. Bekkers, valkmeester bij den Kooningh van Vrankrijk‘, zoals het in zijn huwelijksakte van 30 oktober 1774, wanneer hij trouwt met Helena Daems, staat vermeld. Helena is de dochter van Hendrik Daems, valkenier van de hertog van Saksen-Gotha en later in Ansbach.
Dit laat ons met twee vragen zitten:
- Op de eerste plaats, de naam van zijn moeder: Elisabeth Henricus Wijmans of Elisabeth Hendrikus Bekkers? Ik houd het erop dat er op zeker moment een naamswisseling moet hebben plaatsgevonden, en dat Elisabeth Hendrikus Bekkers later bekend is komen te staan onder de naam Wijmans, wat de reden daar ook van moge zijn. Zij was dan de dochter van Hendrick Beckers, valkenier in Wenen, die overigens via een andere tak een ver familielid van Bartholomeus was.
- Het tweede probleem is de identiteit van de vader van Bartholomeus Bekkers, die blijkens de voorhanden archiefgegevens Johannes Bekkers heette. Er leven in Valkenswaard op dat moment echter twee personen met de naam Johannes Bekkers. De eerste Johannes is gehuwd met Anna Wouter Heesterbeek. Volgens Van Oorschot (pag. 170) is deze Johannes Bekkers valkenier in Heidelberg, bij de keurvorst van de Palts. Zij krijgen tussen 1719-1742 13 kinderen.
De tweede Johannes Bekkers is echter de vader van Bartholomeus Bekkers, getrouwd met Elisabeth Hendrikus Bekkers/Wijmans. Dit paar krijgt tussen 1729-1748 10 kinderen.
Van één Johannes is er een doopinschrijving: 4 november 1699, kind van Wilhelmus Bekkers en Maria Janssen Nagelmakers. En van één Johannes is er een begraafinschrijving, op 18 juni 1764. Uit de vernoemingen van de eerstgeboren zonen en dochters uit beide gezinnen kun je afleiden dat van beide Johannesen Bekkers de vader Wilhelmus en de moeder Maria heette. Dat leidt tot de wankele conclusie dat dit gezin twee broers kende met de naam Johannes Bekkers.
Ervan uitgaande dat dit juist is, dan is de grootvader van Bartholomeus hoe dan ook Wilhelmus Janssen Beckers, die in 1699 vermeld wordt als valkenier. Hij woont in 1692 in de Kromstraat in Valkenswaard. Hij was getrouwd met Maria Janssen Nagelmakers, dochter van de molenaar van de Venbergse molen. Hij overlijdt op 18 november 1733.
Diens vader is Jan Beckers, wonende in de Peperstraat in Valkenswaard. Hij werkte vóór 1691 als reigermeester op Paleis Het Loo. De valkenjacht werd op Het Loo op bescheiden schaal uitgeoefend. Stadhouder Willem III verwerft in 1686 Het Loo, jachtslot van de familie Bentinck. De uitgestrekte heidevelden van Hoog-Soeren en de visrijke wateren van het Uddelermeer zijn ideaal voor de jacht op reigers. Het kostte de erfgenamen van Jan Beckers veel moeite om zijn achterstallig tractement uitgekeerd te krijgen van de inmiddels (sinds 1689) in Engeland verblijvende stadhouder-koning Willem III, dat moest komen via de graaf van Portland, Hans Willem Bentinck.
Ook via zijn moeder, Elisabeth Hendrikus Bekkers/Wijmans, stamt Bartholomeus Bekkers af van een valkenier met de naam Bekkers: zijn grootvader van moederszijde is Henrick Beckers, zoon van herbergier Dirck Janssen Beckers. Hij trouwde in 1702 met Maria Adriaen Verhoeven. Hij was in 1717 meestervalkenier (reviermeester) in Wenen aan het keizerlijke hof van Karel VI en keizerin Maria Theresia.
Pensionering
Bij koninklijke beschikking van 1 november 1787 wordt een aantal Valkenswaardse valkeniers gepensioneerd, waaronder Frans Daems, milaanmeester van de grote valkerij, die regelmatig naar Denemarken gestuurd werd om geschenkvalken te halen. Daems regelt namens nog 11 andere Valkenswaardse valkeniers in Parijs de achterstallige honoraria en pensioenen waarop zij recht hebben. Samen met Bartholomeus Bekkers ontvangt hij het maximale pensioen van 300 livres; de anderen, waarvan een groot deel familieleden zijn van Daems en Bekkers, krijgen 200 livres.
Na de oorlogsperikelen en onophoudelijke bezetting van Bataafse en Franse legereenheden, maakt Valkenswaard begin 19e eeuw een van de armste en moeilijkste perioden door. Door het vrij plotseling wegvallen van de winstgevende valkerij hebben de meeste valkeniersfamilies andere bronnen van inkomsten moeten zoeken; de boekhouding van de plaatselijke armenzorg demonstreert treffend dat slechts enkelen in het dorp daarin slaagden.
Valkenjacht in Versailles
Rond 1680, onder het bewind van Lodewijk XIV, verhuisde de koninklijke valkerij van het kabinet van de koning (de persoonlijke vogels van de koning) naar Montainville, een dorp enkele kilometers buiten Versailles. Jean-Claude Forget schrijft in 1778: ‘het personeel van de valkerij van het kabinet van de koning, waarover ik de eer heb om het bevel te voeren, is al bijna een eeuw gevestigd in Montainville’. Het domein omvat in totaal 8 hectare grond. Met zijn prestige en zijn gevoel voor pracht en praal, bezigt de Zonnekoning de valkerij op koninklijke voet. Het ambt van de ‘Fauconnier de France’ is een van de meest prestigieuze functies aan het hof.
De presentatie van de valken vindt meestal plaats in de Spiegelzaal, wanneer bijvoorbeeld ambassadeurs hun wensen aan de Koning voor het nieuwe jaar overbrengen. Alleen de koningen van het noorden en de ‘grand fauconnier’ mochten een valk op de hand van de koning zetten. De koning van Denemarken schonk, op grond van een oude traditie, valken aan de koning van Frankrijk. Zoals we zagen spelen de Valkenswaardse valkeniers daarbij en belangrijke rol.
Er zijn 4 soorten personeel in het kabinet van de koning: de officieren die dit ambt vaak op erebasis uitoefenen; de daadwerkelijke valkeniers (daarvan was Bartholomeus Bekkers er één); de piqueurs (paardenbedienden te paard die een roedel leiden) en de dragers, de helpers van de valkeniers die verantwoordelijk zijn voor het transport van de valken. Het personeelsbestand van de valkerij van het kabinet van de koning vertegenwoordigt ongeveer zestig functionarissen. De meestervalkeniers vormen binnen het dorp een kaste van kleine notabelen.
De gebouwen in Montainville bestaan nog altijd. Sterker nog: bovenstaande informatie kwam ik tegen op de website van La Fauconnerie du Roy, wat tot mijn verrassing tegenwoordig een bed & breakfast is. Ik ga er beslist een keer logeren.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je deze website in stand houden. Steun fasol.nl met een donatie op NL87ASNB8821079104 t.n.v. Antiquariaat Fasol, onder vermelding van ‘Donatie fasol.nl’.