James A. Baker werd op 28 april 1930 geboren in Houston (Texas) als zoon van een advocaat. In 1952 studeerde hij af aan de Princeton-Universiteit, waarna hij twee jaar lang marinier was. Aansluitend studeerde hij aan de Texas Law School tot 1957 Rechten. Na zijn studie trad hij in dienst bij een bekende advocatengroep in Houston.
In 1975 werd hij plaatsvervangend handelsminister onder President Ford. In 1976 was hij voor Ford campagneleider in de verkiezingen. In 1980 was hij campagneleider voor George Bush, die echter terug moest treden voor Reagan. Onder Reagan werd hij stafchef van het Witte Huis. Hierna werd hij opnieuw campagneleider, nu voor Reagan, en deze verkiezingen gaven een van de duidelijkste overwinningen aller tijden te zien. In Reagan’s tweede ambtsperiode werd hij Minister van Financiën. Onder President Bush werd hij Minister van Buitenlandse Zaken.
James Baker is meervoudig miljonair. Hij is getrouwd, heeft acht kinderen, tennist en jaagt graag.
In dit artikel zal Baker’s doen en laten tijdens de periode 11 maart tot 12 juni geïnventariseerd worden, in het kader van een essay-opdracht voor het Practicum Politieke Analyse. Dit is met nadruk geen artikel over het Amerikaanse buitenlands beleid zelf in die periode: alleen die gebeurtenissen waarbij Baker persoonlijk in het nieuws kwam worden besproken. De gebeurtenissen zijn gerubriceerd naar de verschillende regio’s met betrekking waartoe Baker in het nieuws is gekomen. Voor het merendeel is de berichtgeving gevolgd uit het NRC Handelsblad, aangevuld met een aantal artikelen verschenen in de International Herald Tribune.
De Arabische wereld
Op 22 april werd gemeld dat gebleken was dat niet alleen de CIA, maar ook het Ministerie van Energie in Washington in 1989 over aanwijzingen beschikte dat Irak bezig was atoomwapens te ontwikkelen, maar dat hoge ambtenaren weigerden Baker hiervan op de hoogte te brengen. Actie tregen Irak was toen niet opportuun, omdat Saddam Hoessein toen een welkom tegenwicht bood tegen Iran. Functionnarissen van het Ministerie van Energie probeerden in april 1989 onder Baker’s aandacht te brengen dat Irak op grote schaal in Europa onderdelen kocht voor centrifuges om uranium te verrijken. Zij werden echter door hun superieuren gedwarsboomd.
Israel
Op 16 maart werd bericht over de crisis in de Amerikaans-Isralische betrekkingen naar aanleiding van de geruchten over Israëlische wapenexport met Amerikaanse patriot-technologie aan China. Baker zal hierover overleg plegen met de Israëlische Minister van Defensie Arens en zijn Amerikaanse ambtgenoot Cheney. De woede in Israël is groot, alsmede over de inspecties die de VS aansluitend plegen. In extreem-nationalistische kringen gaan Baker en Bush zelfs door voor antisemieten, met name na geruchten over ‘niet diplomatieke’ uitlatingen van Baker over Israël. Op 3 april trokken de VS de beschuldiging in. Tevens bleek dat in juni 1991 al eens een soortgelijke zaak was aangekaart met Baker.
Op 13 mei wekte Amerika, in de persoon van Baker, opnieuw de woede van Israël, door hernieuwde steun te geven aan VN-Resolutie 194 uit 1948, waarin het Palestijnse recht op terugkeer is vervat. Baker verklaarde dat de VS zich bij de werkgroep vluchtelingen te Ottawa in het kader van de multilaterale besprekingen zouden verzetten tegen het op de agenda plaatsen van deze resolutie.
Joegoslavie
Op de conferentie ter bespreking van hulp aan de GOS-Republieken op 15 mei zei Baker dat de wereld moet ophouden redenen te zoeken om niet tot actie tegen Servië en Montenegro over te gaan. Deze opmerkingen waren vooral gericht tegen Griekenland en Frankrijk, die aarzelen Servië de schuld te geven van de burgeroorlog. Baker dacht hardop na over militaire interventies, en kondigde verdere sancties aan. Op 23 mei sloot hij militair ingrijpen niet meer uit. Verder liet hij twee van de drie Joegoslavische consulaten in Amerika sluiten.
Gemenebest van Onafhankelijke Staten
Op 15 mei was Baker aanwezig bij de conferentie voor hulp aan de GOS-Republieken. Op 1 juni kondigde Baker aan dat De Oost-Europese landen bretrokken zullen worden bij Cocom, dat zich nu zal gaan richten tegen landen als Noord-Korea, Libië en Irak.
Europese Gemeenschap
Bij het vertrek van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken Genscher liet Baker weten dat hij hem ‘zeer zou missen’. Naar aanleiding van de problematische GATT-onderhandelingen ontstonden geruchten als zou Baker zich er persoonlijk mee gaan bezighouden. Dit bleek inderdaad slechts een gerucht te zijn.
Met betrekking tot de oprichting van het Eurocorps uitte Baker op 25 mei bezorgdheid over ondermijning van de rol van de NAVO. Baker maakte het Klaus Kinkel moeilijk door voor lopende camera’s zijn bezorgdheid te uiten op een moment dat alleen foto’s zouden worden gemaakt. Ook met de Franse Minister van Buitenlandse Zaken Dumas kwam Baker, tijdens Dumas’ bezoek eind mei, in aanvaring. Dit bezoek verliep zo slecht, dat Baker Dumas op een gegeven moment zelfs gevraagd zou hebben of hij ‘voor ons of tegen ons’ was.
Latijns-amerika
Op 14 april uitte Baker kritiek op de ‘zelfcoup’ van President Fujimori van Peru tijdens de ontmoeting van de OAS. Baker beschuldigde hem ervan dat hij de democratie vernietigd had onder het mom van haar te redden. Eventueel zullen sancties volgen.
Amerikaanse presidentsverkiezingen
Op 2 april werd bericht over Clinton’s kritiek op de passiviteit van Bush’s buitenlands beleid. Het niet voorspoedig verlopen van Bush’s verkiezingscampagne bracht met zich mee dat Bush geadviseerd werd Baker als zijn stafchef in dienst te nemen. Baker liet weten dat hij liever Minister bleef, maar de deur wel open wilde houden.
Paper in het kader van de studie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen, Universiteit Utrecht, juni 1992.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je deze website in stand houden. Steun fasol.nl met een donatie op NL87ASNB8821079104 t.n.v. Antiquariaat Fasol, onder vermelding van ‘Donatie fasol.nl’.