Gevonden in mijn archief: een dagboekje dat ik bijhield tijdens mijn stage bij de Nederlandse Taalunie.
Maandag 15 maart
Geacht dagboek. Na de dag begonnen te zijn met een kop koffie en een eerste gesprek met dhr. G., installeer ik mij op mijn kamer op de tweede verdieping met uitzicht op hoge bomen, doorwaaid van geduifte. De dag wordt voornamelijk besteed met het doornemen en inventariseren van het materiaal dat reeds door de Taalunie verzameld was. De gegevens zet ik op de computer, die mij ter beschikking staat. Al lezende wordt het mij wel duidelijk, en dit wordt mij ook bevestigd door dhr. G., dat de kans dat de Taalunie subsidies kan krijgen van de EG of RvE niet zo erg groot is. Afgezien van de vraag of de ene internationale organisatie bereid zou zijn de andere te ondersteunen, is het ook nog eens zo dat deze organisaties projecten ondersteunen. De Taalunie is feitelijk niet organisator van projecten, maar bemiddelaar. Hij subsidieert instanties die een bepaald project uitvoeren. Deze instanties zelf zouden dus eerder geld krijgen van de EG dan de NTU. Voorlopig zoeken we echter gewoon door naar eventuele mazen in het web van Europese subsidiemogelijkheden, waarvan de NTU wellicht toch gebruik kan maken, zodat in elk geval een definitief antwoord op de vraagstelling mogelijk wordt.
Dinsdag 16 maart
Het overzicht waarmee ik bezig was maak ik af en bespreek ik. Nu moet er dus informatie gezocht en aangevraagd gaan worden. Ik neem contact op met het voorlichtingsbureau van het EP en de Commissie. Het is de bedoeling, als inderdaad zou blijken dat subsidiëring niet kan, dit dan in elk geval feitelijk staat vastgelegd, zodat de politiek dan vervolgens moet kijken wat het ermee doet.
Woensdag 17 maart
’s Ochtends duik ik het archief in, om te kijken of al eens eerder correspondentie met internationale organisaties heeft plaatsgevonden m.b.t. subsidies. Dit blijkt van niet. Ik bestudeer literatuur over de volkenrechtelijke aspecten van het Taalunieverdrag, en verwerk dit in het rapport. Verder heb ik een gesprek met G. over de Belgische staatshervormingen en toekomstperspectieven, en over het stageonderwerp. Ook kleed ik mijn kamer een beetje aan.
Donderdag 18 maart
Ik bestudeer binnengekomen post over het Caleidoscoop programma. Tevens pleeg ik enkele telefoontjes om informatie aan te vragen. Verder moet ik om twee uur al weg. (tandarts)
Vrijdag 19 maart
Het rapport begint al aardig vorm en volume te krijgen. Ook alle projecten van de Taalunie waarvoor financiering door derden nodig is verwerk ik. Ik moet nu verder wachten tot de aangevraagde gegevens worden opgestuurd. Dat zien we dus maandag. De bedoeling is dat we dan gaan bepalen welke vragen we in Brussel gaan stellen, en vooral op welke manier (het antwoord: “nee, U kunt geen geld krijgen”, is immers snel genoeg gegeven).
Maandag 22 maart
Helaas zijn nog niet alle gegevens die ik gevraagd had binnengekomen. Afgezien daarvan maak ik het verhaal compleet en print ik het uit. G. was er vandaag niet en morgen gaan we bespreken wat onze strategie zal zijn.
Dinsdag 23 maart
Het plan wordt op de eerste plaats het doen uitgaan van een mailing naar alle relevante instanties en fondsen, en zien wat daar uitkomt. Ik ga aan de slag met het opzoeken van adressen en het maken van een conceptbrief.
Woensdag 24 maart
Ik maak van de brief een definitieve versie en ga hem aanpassen voor elke instantie die ik schrijf. (45 stuks) Dit vordert erg goed, en ik denk dat ze deze week wel op de post kunnen.
Donderdag 25 maart
Vandaag zijn 44 poststukken verzonden. Nu wordt het dus afwachten. In de tussentijd lees ik over diverse onderwerpen die met Ned.-Bel. samenwerking en cultuurbeleid te maken hebben.
Vrijdag 26 maart
Ook vandaag lees ik veel.
Maandag 29 maart
Ik lees, en schrijf nog wat aan het rapport. Verder stop ik vandaag eerder dan anders.
Dinsdag 30 maart
Lezen, lezen, lezen.
Woensdag 31 maart
De eerste (telefonische) reactie van het SCRIPT-fonds. Met positief resultaat! En maar weer lezen.
Donderdag 1 april
Volgens mij weet ik nu alles over de taalstrijd, Brussel en Frans-Vlaanderen.
Vrijdag 2 april
Opnieuw komt een reactie binnen. Ik verwerk de gegevens en duik weer de bibliotheek in, die ik toch langzamerhand wel gezien heb.
Maandag 5 april
Vandaag helaas geen echte post, alleen een stuk dat retour wordt bezorgd. De dag verloopt verder op de inmiddels bekende wijze. In de trein terug reis ik mee met een van de hoofdmedewerkers, van wie ik verneem hoe de reorganisatie er uit zal zien, waarvan de eerste concrete plannen zijn verschenen. In plaats van de nu geldende hiërarchische structuur, zal in de nieuwe opzet de structuur bestaan uit de Algemeen secretaris aan het hoofd, met daaronder een platte pannekoek van tien medewerkers. Dit impliceert tevens dat de beide hoofdmedewerkers zich zouden moeten laten degraderen, iets waarin zij geen trek hebben. Mijn reisgenoot blijkt dus ook al aan het solliciteren te zijn, en tussen neus en lippen door hoor ik dat ik ook wel eens met een andere stagebegeleider uit de stage zou kunnen komen dan met degene waarmee ik begonnen ben. Dit alles zou op korte termijn zijn beslag kunnen krijgen.
Dinsdag 6 april
Er zijn weer twee brieven, die echter niet meer informatie bevatten dan de mededeling dat mijn brief is doorgestuurd aan de bevoegde bureaus.
Woensdag 7 april
Vandaag post van een fonds voor films. Een heel pakket, met gedetailleerde informatie die echter geen concreet antwoord geeft op mijn exacte vraag.
Donderdag 8 april
Vandaag geen post! Inmiddels heb ik een matrix gemaakt waarin alle relevante fondsen wat betreft hun werkterrein zijn afgezet tegen alle activiteiten die vermeld staan in het actieplan. Zo is in een oogopslag te zien welke de meest belangrijke fondsen zijn voor de Taalunie.
Dinsdag 13 april
Ik was met stomheid geslagen, toen ik vanmorgen telefoon kreeg van TELEAC te Utrecht. Het bleek, dat een van de benaderde fondsen, Media Investment Club, dat zich bezig houdt met audiovisuele zaken, gedacht had mij een dienst te bewijzen door de brief naar TELEAC te sturen. Die wisten natuurlijk ook niet wat ze ermee aan moesten, maar ze wilden wel een afspraak maken, om eens te praten over samenwerking met de Taalunie. Ik zei “da’s goed” en zodoende ga ik er volgende week heen met nog iemand. Het is toch verbijsterend hoe inventief sommige mensen zijn wanneer het erop aan komt ambtelijke problemen op te lossen die een intellectuele inspanning vereisen die uitstijgt boven het niveau wat in sommige kringen als ‘matig’ geboekstaafd is.
Woensdag 14 april
Vrij wegens rapportage aan mijn hooggewaardeerde begeleider.
Donderdag 15 april
Vandaag gebeld met het Secretariaat-Generaal van de EG, dat meldt dat men mijn brief kwijt is. Ik stel voor hem nog eens te faxen, en men belooft snel terug te bellen. Dan getelefoneerd met DG X (cultuurdepartement van de EG), waar ik te horen krijg dat een brief reeds onderweg is.
Vrijdag 16 april
Telefoon van het Secr.-Gen., waar men meldt dat activiteiten als ontplooid door de Taalunie door hen niet gesubsidieerd kunnen worden.
Maandag 19 april
Met mijn stagebegeleider op bezoek bij TELEAC. Nu blijkt pas waarom Media Investment Club de brief doorgestuurd had: onze gastheer was contactpersoon in Nederland van dit fonds. Hier leren we dat statutair gezien er weinig problemen zouden zijn, maar dat de praktijk lastiger is. Dhr. S. moest in eerste instantie erg lachen dat een Comité van ministers in een begroting bij voorbaat laat opnemen dat men wel gelden zal vinden voor een project. Verbazingwekkend: op een ministerie zou men beter moeten weten.
Dinsdag 20 april
Post van DG X. Voor de fondsen Caleidoscoop en Cultureel Erfgoed zou men geld kunnen krijgen, voor het Vertalingenfonds niet. Dat is spijtig, want dat zou het interessantst zijn. Bij de eerste twee is het voor de NTU moeilijk om aan de inhoudelijke criteria te voldoen.
Woensdag 21 april
Telefoon van DG XVI (regio-zaken). Weinig kans hier. In voorkomende gevallen zou men kunnen kijken bij de regio’s (Euregio ed.)
Donderdag 22 april
Niet veel bijzonderheden. Bijwerken tekst van eindrapport.
Vrijdag 23 april
Een brief van een van de Audiovisuele fondsen, die geen positief nieuws bevat.
Maandag 26 april
Zo langzamerhand kunnen wat mij betreft wel een aantal conclusies getrokken worden, nl. dat enigermate structurele ondersteuning door de EG vergeten moet worden. Ik spreek af te gaan werken aan mijn eindconclusies en te gaan afronden.
Dinsdag 27 april
Ik verneem vandaag een en ander over de reorganisaties, waarvan een aantal mensen nu toch erg zenuwachtig begint te worden. Het sociaal plan gaat ondertekend worden, en volgende week komt het inhoudelijke plaatje, waarna duidelijk wordt wie wel en wie niet zal blijven. Eenmaal hoor ik in de kamer naast mij duidelijk met stemverheffing gepraat worden, maar waarover precies was niet te volgen. Wel te horen waren de woorden “wat heb ik hier de afgelopen zes jaar dan gedaan” en “sociaal plan”.
Woensdag 28 april
Stiekem studeer ik vandaag nogal veel voor mijn tentamen morgen. De 11e mei zullen mijn bevindingen in beleidsoverleg aan de orde komen. Voor bevrijdingsdag maak ik alles dus gereed.
Donderdag 29 april
Idem dito.
Maandag 3 mei
Ik maak de laatste toevoegingen en een uitdraai van het subsidieverhaal.
Dinsdag 4 mei
Ik begin te studeren aan mijn volgende opdracht: het gebruik van de Nederlandse taal binnen de instellingen van de EG.
Donderdag 6 mei
‘s-Morgens naar het spreekuur van Dhr. K. in Utrecht over tentamen Int. Econ. Betrekkingen. Hij blijkt tot mijn ontsteltenis (en zijn ontstentenis) deze week niet aanwezig te zijn. Ik arriveer rond het middaguur in Den Haag. Ik ga in het archief op zoek naar de correspondentie van een eerder onderzoek naar dit onderwerp uit 1985. Zo kom snel de juiste instanties aan de weet.
Vrijdag 7 mei
Nadat ik bedacht heb hoe ik het onderzoek zal aanpakken begin ik eerst met een brief te schrijven naar een man die naar verluidt bezig is een studiedag over dit onderwerp te organiseren. Vandaag heeft iedereen hier een persoonlijk gesprek met de plaatsingscommissie. (spannend!)
Maandag 10 mei
Ik bereid een serie brieven voor naar de bevoegde Europese instanties met vragen over het aantal in dienst zijnde tolken per taal, etc. Na bewerking van de cijfers (als die gegeven worden) kan dan een aantal conclusies getrokken worden. (Het rendement van de tolken door per taalcabine naar de meertaligheid van de tolken te kijken, en welke talen dit dan zijn.) Uit deze gegevens kan dan afgeleid worden welke talen het belangrijkst zijn. Ditzelfde ook voor vertalers. Daarna kijken of er veranderingen zijn sinds 1985.
Dinsdag 11 mei
Ik maak de brieven gereed en verstuur ze. Over een week bel ik op voor ontvangstbevestiging, want het moet niet te lang gaan duren, aangezien de laatste maand is ingegaan.
Woensdag 12 mei
Voornamelijk houd ik een opruiming in mijn bureaula, die uitpuilt van de folders e.d. Verder lees ik een en ander over de talenproblematiek in de EG.
Donderdag en vrijdag 13-14 mei
Vrij wegens een gala, dat overigens al meer dan een jaar vaststond. (Het was trouwens erg gezellig.)
Maandag 17 mei
Ik schrijf aan het artikel over nationale identiteit, en aan het stuk over het Nederlands in de EG. Om half twee stop ik om in Utrecht een en ander te kunnen evalueren met mijn begeleider (een gesprek, dat zich als immer op een uitzinnig hoog niveau bewoog).
Dinsdag 18 mei
Nadat ik door oorzaken die de NS aangewreven kunnen worden 1½ uur te laat kwam hield ik mij vandaag bezig met het schrijven van brieven naar dhr. Boekestijn over mijn doctoraalscriptie, Wels over studeren in het buitenland, en mijn tandarts over verzekering. Tevens krijg ik ‘at last’ de laatste benodigde gegevens over het aloude subsidierapport, die zo net nog de (mijn) deadline halen. In de overige tijd maak ik voor het ‘identiteitsartikel’ een paragraaf over Frans-Vlaanderen.
Woensdag 19 mei
Reeds vandaag kreeg ik antwoord van het Secr.-Gen. van de Raad van Ministers over hun vertaalafdeling. Deze worden onmiddellijk verwerkt. Vervolgens maak ik vorderingen met het artikel.
Donderdag 20 mei
Hemelvaartsdag.
Vrijdag 21 mei
Iedereen houdt een verplichte atv-dag, ik ook.
Maandag 24 mei
Vandaag vrijwel de gehele dag besteed aan het schrijven van tekst voor stage-opdracht 2. Het is immers zo dat tussen de geactualiseerde cijfers ook nog het een en ander moet staan, waarvan veel nu al geschreven kan worden.
Dinsdag 25 mei
Na enige tijd gelezen te hebben over het buitenlands cultuurbeleid van Nederland, schrijf ik geïnspireerd verder aan het artikel. Ook werk ik verder aan het verhaal over Nederlands in de E.G.
Woensdag 26 mei
A.s. dinsdag zal in het beleidsoverleg mijn rapport over subsidies besproken worden, en ik zal het daar ook toelichten. Daarom maak ik vandaag nog enkele layout aanpassingen en vermenigvuldig ik hem 10 keer, zodat iedereen kans heeft er op tijd kennis van te nemen. Verder zal ik waarschijnlijk in het najaar op TV komen, want vandaag werden opnamen gemaakt voor een programma over de geschiedenis van de Nederlandse taal (gepresenteerd door Robert Long). Ik liep met iemand door de gang en dit maakte zoveel indruk, dat we het op speciaal verzoek nog eens overdeden.
Donderdag 27 mei
Vandaag heb ik weer geschreven aan het artikel, en werk ik aan een definitieve, fraaie vermenigvuldigingswaardige layout voor het rapport. Dit blijkt nog een hele tijdrovende klus te zijn.
Vrijdag 27 mei
Vandaag werk ik verder aan de layout. Het aantal pagina’s stijgt hierdoor overigens spectaculair van ± 30 naar ± 50. Tevens ontvang ik een ruime hoeveelheid informatie van de adjunct-directeur van het Bureau van het EP in België, die bezig is een studiedag te organiseren over het Nederlands in de EG. Ik bel hem dus op, en zo doet zich het feit voor dat ik toch nog in Brussel kom tijdens mijn stage: op 10 juni, officieel de voorlaatste dag.
Maandag 31 mei
Pinksteren.
Dinsdag 1 juni
’s Ochtends beleidsoverleg. Na een inleidend praatje volgen enkele vragen, die overigens uitsluitend opbouwend-kritisch van aard waren. Gevraagd wordt om nog enkele zaken toe te voegen die het praktisch gebruik van het verhaal zouden vergemakkelijken, zoals een tijdschema. Hier ga ik uiteraard welwillend op in. De rest van de vergadering mag ik ook bijwonen, hetgeen ik dan ook doe. In de voormiddag is het afgelopen en ga ik aan de slag.
Woensdag 2 juni
Ik bel met de vertaalbureau’s en vertolkingsbureau’s van de Commissie en EP die nog niet gereageerd hebben. Helaas is niet iedereen even bereikbaar. Verder werk ik aan het artikel.
Donderdag 3 juni
Nu krijg ik wel iedereen te pakken. Met vertolking van het EP zelfs een zeer langdurig gesprek over alles wat met het talencircus samenhangt, de positie van het Nederlands en een mogelijke taak van de Taalunie daarin.
Vrijdag 4 juni
Post van de Vertaaldienst van de Commissie met gelukkig vrijwel alle gegevens die ik wilde weten. Dit geeft aanleiding om het rapport over het Nederlands in de EG weer eens bij te werken en aan te vullen.
Maandag 7 juni
Vandaag is een wat kortere dag vanwege de laatste rapportage aan de Utrechtse begeleider. Ik maak een uitdraai van het stagerapport om mee te nemen.
Dinsdag 8 juni
Vandaag maak ik het stagerapport geheel af en vermenigvuldig hem in dertigvoud. Tien houd ik er zelf, de rest is voor de Taalunie.
Woensdag 9 juni
Een rustige dag, waarop ik mijn kamer opruim. Dit omdat ik morgen in Brussel ben, en vrijdag de laatste dag is.
Donderdag 10 juni
Ik vertrek ’s ochtends naar Brussel, voor een onderhoud met de heer Boumans. Deze vraagt of de Taalunie in staat zou zijn de gegevens die ik aan het verzamelen ben op de studiedag op 23 oktober in de vorm van een boekje aan te bieden. Ik zeg dat ik het plan zal voorleggen.
Vrijdag 11 juni
Vandaag wordt het plan opgevat dat ik de redactie op mij zal nemen van de herdruk van het boekje ‘Het Nederlands in de instellingen van de Europese Gemeenschap’, dat uitgegeven was in 1986, maar uitverkocht is en ook enigszins verouderd. Dit kan dan op 23 oktober gepresenteerd worden. Verder trakteer ik iedereen op vlaai omdat het de laatste dag is.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je deze website in stand houden. Steun fasol.nl met een donatie op NL87ASNB8821079104 t.n.v. Antiquariaat Fasol, onder vermelding van ‘Donatie fasol.nl’.