‘s Morgens (zondag 19 november) half 5 werd ik gewekt. Na mij gewassen te hebben (van eten kwam niets) en reisvaardig gemaakt, stapte ik weer in een legerauto, waar ook de genoemde twee officieren plaats namen. Al spoedig kwamen we nu aan het veer te Arcen. De veerpont bracht ons naar de overzijde en nu zei mij Bartels, dat ik het verdere gedeelte der vlucht alleen moest doen. Een groep soldaten, met een onderofficier, die ook naar Wanssum moesten, zou ik volgen. Aldus gingen we op stap. Het deed wel vreemd aan, zo achter een troep soldaten te lopen. Dit ondervond ik al spoedig, daar de meeste voorbijgangers mij persoonlijk kenden en riepen: “Al weer terug”, enz. Op deze vragen kon ik natuurlijk geen antwoord geven.
Te Wanssum aangekomen kwam aan dit vragen stellen geen einde en ik beraamde zo spoedig mogelijk hiervan bevrijd te zijn. Hiertoe stapte ik allereerst de woning van kapelaan Jacobs binnen. Binnengelaten zijnde, ontmoette ik aldaar eerst kapelaan Verdijk. Ik zonk op een stoel neer. Nu kwam de reactie. 48 uren lang waren mijn zenuwen tot het uiterste gespannen geweest. Nu weer vrij te zijn! Dat grote geluk was niet zo maar te verwerken. Schreiende en snikkende deed ik hem het droeve verhaal der deportatie, het beschieten van de trein, mijn succesvolle vlucht, enz. Steeds weer overmeesterden mij mijn zenuwen. De gehele dag verbleef ik op de kapelanie en kwam daar weer enigszins tot rust.
In de middag worden de Maasbruggen in Venlo weer gebombardeerd door de geallieerden. De meeste kwamen over en voor het doel terecht, enkele raakten de bruggen, en andere vielen verspreid in de stad. Onder de bevolking vallen 19 slachtoffers. Ondanks dat de bruggen enkele treffers hadden gekregen, waardoor verkeer praktisch onmogelijk was geworden, werden ze ook op deze dag niet vernietigd. Ze zouden op 25 november ‘s morgens om half zes worden opgeblazen. Het bombardement van deze zondag zou het laatste zijn in een reeks van dertien in een maand. Bij dit bombardement werd een geallieerd toestel neergeschoten door het Duitse afweergeschut. Het stortte neer in Venlo-Noord bij de Boerendansweg. Het toestel maakte deel uit van het 226e Squadron Royal Air Force. Bij deze crash kwamen vijf van de zes bemanningsleden om het leven.
Tilly: ‘Toen Vader terug kwam had hij een baard.’
Paul: ‘Na twee dagen was hij weer terug in Wanssum en was zodanig ontredderd dat hij eerst toevlucht zocht in de kapelanie van Wanssum. Van daaruit kregen wij bericht en tegen de avond moesten Nelly en ik hem daar ophalen. Wij waren allen zeer geëmotioneerd! Vanaf die dag ging ook Vader de nachten doorbrengen onder de vloer van het pakhuis.’
Netta: ‘Vader toonde zelden z’n emoties; ik heb hem één keer in een omhelzing met mijn moeder gezien en dat was toen hij weer thuis kwam na de razzia van de Grüne Polizei naar Duitsland. Wel regelmatig een hand op de arm van moeder als hij lekker (en vet) gegeten had, met de woorden ‘vrouw wat hebben gij en ik’, waarop moeder antwoorde: ‘nie veul’. Maar dit was meer, volgens mij, om de geldzorgen. Na het eten dan ging Vader even in de ‘prost’ (grote stoel) zitten om een dutje te doen met een krant op z`n gezicht voor de vliegen, want die waren er meer dan genoeg op het platteland.’
Theo: ‘Tegen de tijd dat we feitelijk bevrijd werden, was er voor de bakkers onvoldoende tijd of brandstof om hun ovens goed op te stoken; het brood dat wij te eten kregen was ‘klef’, niet goed doorbakken.’
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je deze website in stand houden. Steun fasol.nl met een donatie op NL87ASNB8821079104 t.n.v. Antiquariaat Fasol, onder vermelding van ‘Donatie fasol.nl’.