Het enige mij bekende wetenschappelijke artikel dat ooit werd gewijd aan de etymologie van het woord Fasol werd geschreven in 1899 door de taalkundige F.A. Stoett (1863-1936). Het artikel verscheen in het tijdschrift Noord en Zuid.
Stoett behandelt het voorkomen van het woord fasol in de (noord-)Nederlandse literatuur en verwijst ook naar het Zaanse dialect en de Amsterdamse schepen Allert Dircksz Fasol. Zijn conclusie is dat het woord terug te voeren is op de muzieknoten fa en sol.
Het artikel volgt hieronder integraal (de nummering van de voetnoten heb ik aangepast omdat het oorspronkelijke artikel over 2 pagina’s loopt).
Uit: Noord en Zuid, Tijdschrift ten dienste van onderwijzers bij de studie der Nederlandsche taal- en letterkunde. Onder redactie van Taco H. de Beer, Drieëntwintigste jaargang, Blom & Olivierse, Culemborg 1899, pag. 315-316. Zie: https://www.dbnl.org/arch/_noo001190001_01/pag/_noo001190001_01.pdf
Fasol.
Moortje vs. 692.
Doe tegen wy op de bien, duer de Hal-steech, en onderwegen
So groeten ons al de Arrebeyers die ons quamen tegen.
Ick schickte myn baert te degen, die myn schier inde mont quam,
En so stryke-baerdende, so quam ick in mijn facol op de middeldam.
Het hier voorkomende znw. fasol wordt ook aangetroffen in J. van der Veen’s Zinne-beelden, t’ Amsterdam 1642, bl. 314.
Ons lobben door ’tsobben syn uyt ’t fasol.1)
In den zelfden bundel op bI. 357:
Sy waren al te saam besturven als schaarlaken,
Men reegh de Borsjes los om in ’t fasol te raken,
Men sprenkelde met eek, men haalde specery
Men brochtet noch soo veer het quam een weynich by.
Klucht van Claes Cloet bI. 4 r:
Ja as ick noch deynck an de tijt van Fransje fasol
En de ouwe minne van Jeuriaen Robbeknol
So schut ick mijn bal.
Ook Tuinman I, bI. 21 kent de uitdrukking: ’t Is uit zijn fasol. Hy verklaart tevens het woord fasol, dat hij houdt voor eene verbastering van ’t fr. façon. Harrebomée I, 190 voIgt hem hierin, blijkens de woorden “Dat is uit het fa-sol”, dat wil zeggen: de zaak is uit zijn fatsoen, van zijn stel af. Fa-sol is eene woord-speling met façon, fatsoen, hier gebruikt, omdat men met het fa-sol by het ut-re te voegen, het eerste tetrachord volkomen maakt.” Hier wordt dus tevens gedacht aan eene samenstelling van fa en sol, twee tonen der toonschaal, mijns inziens terecht, daar in deze richting de verklaring van dit woord moet worden gezocht. Aanleiding tot dit vermoeden geeft mij de Zaansche uitdrukking uit zijn ut-re-mi-fa-sol of ut-re-sol zijn, d.i. geheel uit zijn gewone doen, van streek zijn2). Oorspronkelijk zal deze uitdr. willen zeggen uit den toon zijn, van de wijs zijn, uit zijn turelure zijn (vgl. fr. perdre son turelu3) en vandaar bij uitbreiding van streek zijn, niet in orde zjjn. De geheele uitdr. is dus nog in het Zaansch bewaard; later werd zy verkort en bezigde men aIleen uit zijn fasol, en vervolgens ook in zijn fasol zijn, in orde zijn. Dat dit woord reeds oud is, zou men daaruit kunnen opmaken, dat reeds in het jaar 1541 de naam Allert Dirck Fa-sol voorkomt4). Ook in het citaat uit de klucht van Claes Cloet hebben we blijkbaar met een geslachtsnaam te doen.
Het znw. fasol is derhalve niets anders dan eene samenvoeging van de twee tonen fa en sol, evenals het Mnd. lami, eene verbinding is van de tonen la en mi in de uitdr. up ên lami ûtgân, ûtlôpen, d.i. treurig eindigen5).
Amsterdam.
F. A. STOETT.
1) Zie ditzelfde liedje in de Amsterd. Vreugdestroom, anno 1654, dl. I, bl. 23.
2) Boekenoogen, de Zaansche Volkstaal, 1100, en Noord en Zuid, III, bI. 318.
3) De Jager, Frequ. I, 755, Franck, Etym. Wdb. 1040.
4) Van Lennep en Ter Gouw, Uithanqteekens, I, bl. 48.
5) Lübben und Walther, Mnd. Handwtb. 196a.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je deze website in stand houden. Steun fasol.nl met een donatie op NL87ASNB8821079104 t.n.v. Antiquariaat Fasol, onder vermelding van ‘Donatie fasol.nl’.