Bij de uitreiking van de Goltzius-Penning door de voorzitter van het Vriendenbestuur van het Limburgs Museum tijdens de Dies-viering op 23 maart 2006.
Geachte heer Oostwegel, mevrouw Oostwegel,
Mevrouw de gedeputeerde van Cultuur,
Geachte gasten van de heer Oostwegel,
Dames en heren Vrienden van het Limburgs Museum!
Roep om geloofwaardigheid
Behalve met Dagblad De Limburger, begin ik mijn dagelijks vroege denken met Dagblad Trouw. In die onvolprezen krant las ik gistermorgen over de filosofe met die prachtige naam: Désanne van Brederode. Nadat eerder Thomas Rosenboom er al gepleit had voor een minder brutale en intimiderende cultuur in onze dagen, heeft Van Brederode zich in een literair pamflet geweerd tegen de vervlakking, tegen het moderne dédain. Zij bespeurt minachting zodra het niet gaat over prestatie-overwicht, zeg maar over Idols. Waar vroeger de inhoud borg stond voor kwaliteit, gaat het nu over kijkcijfers en over mediageniek zijn. Lijsttrekkers weten erover mee te praten. Wie bij Barend en Van Dorp zegt nog nooit op de late avond naar een bepaalde soap te hebben gekeken, wordt afgeserveerd als wereldvreemd. Sport dan? Ja sporters zijn nog gevrijwaard voor minachting, zolang ze niet de broertjes De Boer nazeggen “Ach we zien het wel”. De roep tegen dédain en vervlakking wordt luider. Bij publieksomroepen, bij Arte in Duitsland en bij Canvas in België. Gelukkig wordt ook de roep om geloofwaardigheid luider.
De dichter zegt:
- Het teder licht vervluchtigt mijn beklag
- Dat mij naar deze luwte gedreven,
- Waar alles geurt naar onbedorven leven
- En dankbaar rilt in koninklijk ontzag.
Verheldering van gevoelens
In een sonnet is dit de strofe die leidt tot ommekeer. Zoals in dit verhaal. Hier, vanavond. Want wij, de Vrienden van het Limburgs Museum eren de mensen die wel beantwoorden aan geloofwaardigheid. Die de roep van de cultuur willen verstaan, op zijn minst ernaar luisteren. Eigenlijk met gevoel – al kijkend of luisterend – kunnen verwijlen bij de allerinnigste expressies van de allerdiepste emoties. En daarin in stilte hun renaissance beleven. Culturele kennis heeft altijd een circulair karakter: elke verheldering van gevoelens verwijst naar een geheel. Zoals de kennis van het geheel die afzonderlijke gevoelens veronderstelt. Praten we dan, zoals ik graag doe, over Erasmus? Als Bekendste Nederlander Aller Tijden werd hij geen Idol. Maar is dat gebrek aan eruditie wel zo erg? Geen werkgever die ernaar vraagt. Geen beroep dat zulke kennis vereist. Geen jongen die er zijn meisje om misloopt. En zeker: veel van wat we vroeger moesten leren blijkt ballast te zijn geweest.
Toch blijft het geloof in het transcedente, de roep om fundamentele antwoorden klemmen, de zingeving ons alom beheersen. Mensen die ons daarin voorgaan worden niet breed gepositioneerd bij de media. Zij staan vaak in eenzaamheid aan het strand der zee en kijken gebiologeerd naar de steeds terugkerende branding. Dezelfde terugkerende beweging die hun hart en geest in beweging houdt. Ze overwegen Chestertons’ oproep: “Kan het misschien ook anders, kan het nog beter?”.
De Aansporing
Het Vriendenbestuur van dit Museum heeft dit overwogen toen de vraag aan de orde kwam voor wie het eerbetoon van de Goltzius-penning nu eigenlijk gold. Niet als bekroning na gedane arbeid: eerder als aansporing om op de weg voort te gaan. En zoals het diploma vermeldt: “in hun streven naar behoud van cultureel erfgoed, de verspreiding van kennis over dat patrimonium, of bevordering van meerwaarde tussen musea, archieven, historische, archeologische en volkskundige instellingen”. De Vrienden vinden dat een goede omschrijving voor een erepenning, in materie ontworpen door de Zuid-Limburgse kunstenaar Appie Drielsma en genoemd naar de Noord-Limburgse humanist Hubert Goltzius.
Ik citeerde in deze laudatio een dichter en ik parafraseer op hem > dat het teder licht van dit aanzwellend voorjaar nu mijn beklag wel vervluchtigt <. Want rondziende op de zoektocht in het Zuid Nederlandse land, beleef je dat mensen blijven bewegen als een soort pelgrimage naar wat hen bindt: de duizenden heemkundeliefhebbers – die wij in 2004 al mochten eren -, de zoekenden naar de roots en de historie van hun voorvaderen, of die in de grond speuren naar het geheim der Kelten en die (wat dichter bij mezelf) lezen en overwegen wat Erasmus ons leerde. Zeg maar: de positieve tolerantie tussen mensen en volkeren, de relativiteit van loze heersers en de absolute geest van de Heer. Het zijn er gelukkig nog velen!
De Laureaat 2006
Een van hen is zeker Camille Oostwegel. Geboren en getogen in Houthem – St.Gerlach en tot zijn recht gekomen aan de zijde van zijn Judith. Samen verblijd met drie kinderen en naar hij toelaat dat te bekijken: een gelukkig mens geworden. Na zijn studie komt zijn ondernemingszin tot leven. Eens was hij de jongste Novoteldirecteur in Europa. Met gevoel voor ondernemerschap op locatie en met een bevlogen gevoel voor cultuur, schakelden zich daarna de kastelen, boerenhofsteden en gotische kloosters aaneen. Aaneen als zingevend en herkenbaar patrimonium. Waar eens de adel toefde, elkaar bestreden en – zoals de Medici uit Florence het ons verhalen – zo profijtelijk mogelijk trouwden. Waar op de hofsteden de oogst werd binnengehaald in zinderende najaarsluchten en in de pandgangen van kloosters de monniken hun getijden zongen, zo heeft Camille Oogstwegel het teder licht door zijn oogharen gezien, hoe het beklag over de vervlakking kon vervluchtigen. Het zijn nog steeds prachtige namen: Erenstein, Neercanne, Winselerhof en Pirandello, L’Auberge, het Landgoed St.Gerlach en het Kruisherenconvent. Wellicht vergeet ik een parel aan die schone keten, dus ik kijk wat Camille nog verder door zijn oogharen zag: kasteeltuinen, een eigen wijngaard, een rozenhof en opdrachten voor schrijvers en beeldend kunstenaars. En ook is en blijft hij een echte collectioneur. De erkenningen bleven niet uit. Regeringsleiders van alle einden der aarde kwamen naar Houthem – St.Gerlach. En dat zij aan het graf van de heilige Gerlachus niet tot inkeer kwamen, stemt ons droef.
De Jury
Voor de Vrienden was dat geen beletsel Camille Oostwegel voor te dragen voor de verlening van de Goltziusprijs, juist aan hem. De Jury, bestaande uit het Provinciaal Bestuur, het Regionaal Historisch Centrum Limburg, het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, het Limburgs Museum en het Vriendenbestuur, hebben eenparig en unaniem aan hem de erepenning verleend. Zulks uit erkenning en waardering voor de meer dan 25 jaren dat hij monumentale historische bouwwerken restaureert en op een tot de verbeelding sprekende wijze weer vitaliseert tot belangrijk cultureel erfgoed van Limburg.
Uitreiking
Bij de erepenning behoort een Juryrapport, een interview in de Maasgouw, een vriendengave van € 1000 te besteden aan een aan de prijs gerelateerd doel en een gratis vriendenpasje voor 2006. Voor het verkrijgen van een pasje in 2007 en volgende jaren krijgt u, laten we het zo zeggen, nader bericht. Ik mag u, namens de Vrienden, de Goltziuspenning en het erbij horend diploma thans aanbieden.
Herinneringen:
- Voorzitter Vrienden van het Limburgs Museum (2000-heden).
- Voorzitter Jury Goltziuspenning (2004-heden).
- Opstel in De Maasgouw over de betekenis van de laureaat 2006. 125, 2006-2.
Dit artikel is onderdeel van de in 2007 gepubliceerde bundel Late Haver.
Ga naar: Afscheid van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig genootschap
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je deze website in stand houden. Steun fasol.nl met een donatie op NL87ASNB8821079104 t.n.v. Antiquariaat Fasol, onder vermelding van ‘Donatie fasol.nl’.